Bisfenol A / vrijkomende deeltjes

Bisfenol A

Bisfenol A (BPA) is een chemische stof die in veel producten voorkomt. BPA wordt gebruikt in plastics die worden toegepast in bijvoorbeeld bouwmaterialen, elektronica, plastic flessen, (voedsel)verpakkingsmateriaal en speelgoed. Daarnaast wordt BPA onder meer gebruikt als basis voor epoxy-verven en -lijmen.

Bij windturbines kan BPA in kleine hoeveelheden in epoxy zitten, dat wordt gebruikt als hars voor de bladen van de turbines en een basis kan zijn voor de beschermende coatings. Voor windturbines wordt ook veel gebruikgemaakt van coatings van polyurethaan, waar geen BPA in zit. 

Volgens recent onderzoek (zie de paragraaf hieronder) is de hoeveelheid BPA die door windturbines in het milieu terecht komt verwaarloosbaar. Andere producten zoals bouwmaterialen, speelgoed en plastic flessen dragen meer bij aan de blootstelling van de mens.

De kwaliteit van het oppervlakte-, grond- en drinkwater wordt in Nederland uitgebreid gecontroleerd op chemische verontreinigingen. Tot op heden zijn er volgens het RIVM  geen aanwijzingen dat BPA een bedreiging is voor de kwaliteit van drink-, oppervlakte- en grondwater.

Recente onderzoeken naar emissies bisfenol A: hoeveelheid BPA die door windturbines in het milieu terecht komt is verwaarloosbaar

In 2024 werden twee onderzoeken uitgevoerd naar emissies van Bisfenol A (BPA) vanuit windturbines. 

Witteveen + Bos schreef aan de hand van deskresearch een notitie in opdracht van Waterschap Rijn en IJssel en IJsselwind. De conclusie in deze notitie luidt dat de emissie van BPA maximaal circa 2 gram per jaar per windturbine bedraagt. De berekeningen in deze notitie maken gebruik van beschikbare gegevens van het RIVM voor slijtage van epoxyhars van windturbines en de hoogst bekende percentages van BPA in de epoxyhars op windturbines. Deze 2 gram per jaar blijft ver onder de normwaarde uit het BaL van 1,25 kg per jaar voor Zeer Zorgwekkende stoffen (MVP2-stof, zoals BPA), vanuit een puntbron. Een dergelijke emissie leidt tot verwaarloosbare concentraties BPA in de lucht en heeft geen betekenis voor de volksgezondheid. Deze hoeveelheid kan nog worden verlaagd door het toepassen van een extra beschermende coating op de voorrand van de wieken, wat tegenwoordig bij veel windturbines wordt gedaan. Je vindt dit onderzoek hier.

Royal Haskoning DHV (RHDHV) bracht de risico's van windturbines op het bodem- en watersysteem in kaart, in opdracht van provincie Flevoland. RHDHV keek naar zowel microplastics als BPA en concludeert dat de emissies van microplastics en BPA uit windturbines marginaal zijn ten opzichte van de emissies uit andere bronnen zoals verkeer, industrie en landbouw. RHDHV komt tot een maximale uitstoot van 14 microplastics en van 2 gram BPA per jaar per windmolen en stelt dat het waarschijnlijker is dat de uitstoot veel lager ligt (1 kg microplastic en 0,2 gram BPA per windmolen per jaar). RHDHV stelt ook dat de emissies zo laag zijn, dat het niet meetbaar is in het bodem- en watersysteem rondom de molens. Je leest dit rapport hier

RIVM-onderzoeken naar risico’s van chemische stoffen en plastic deeltjes van windturbines

Het RIVM heeft voor windturbines op land een quickscan uitgevoerd om inzicht te krijgen in emissies van chemische stoffen. Het betreft een verkennend onderzoek waarbij de gebruikte materialen, mogelijke emissies, een eerste inschatting van mogelijke risico’s en aanleidingen voor vervolgonderzoek in kaart zijn gebracht. De verkenning laat zien dat het aannemelijk is dat er uitloging is van stoffen uit de coatings op de masten van turbines als deze worden blootgesteld aan water. Uitgeloogde stoffen kunnen hierdoor in de bodem, het grondwater, of (via grondwater) in het oppervlaktewater terecht komen.

Het is nog onbekend welke stoffen dit precies betreft, tot welke concentraties in het milieu dit leidt en of er daardoor daadwerkelijk sprake is van risico’s voor mens en milieu. Uit dit eerder uitgevoerde onderzoek blijkt dat dit sterk per coating kan verschillen en er is geconcludeerd dat vervolgonderzoek nodig is om meer inzicht te verkrijgen. In de bredere verkenning naar het veilig gebruik van chemische stoffen in de energietransitie (RIVM) in het kader van het Impulsprogramma Chemische Stoffen 2023-2026 worden ook de resultaten van de quickscan meegenomen. Momenteel is het ministerie van EZK in gesprek met het ministerie van IenW (vanwege haar verantwoordelijkheid voor de geldende milieuregelgeving) over de vervolgstappen naar aanleiding van de uitkomsten van deze quickscan en het bredere onderzoek.

Het RIVM heeft ook onderzoek gedaan naar mogelijke risico’s van chemische stoffen en plastic deeltjes van windturbines op zee. De conclusies van het rapport Beoordeling mogelijke risico's van chemische stoffen en plastic deeltjes van windturbines op zee zijn niet toepasbaar voor windturbines op land. Dit komt omdat de berekeningen wat betreft het vrijkomen van BPA van toepassing zijn op de zogenoemde monopile, het deel dat onder water staat. Dat onderdeel wordt niet gebruikt bij windturbines op land. Bovendien zijn de omstandigheden van windturbines op zee heel anders dan die op land. Zo staan onderdelen permanent onder water en is bijvoorbeeld de wind een stuk harder.

Cookie-instellingen